Een Cursus
In Wonderen

Geautoriseerde Online Editie
Werkboek

LES 188

De vrede van God straalt nu in mij.

1. 1Waarom wachten op de Hemel? 2Zij die het licht zoeken bedekken slechts hun ogen. 3Het licht is nú in hen. 4Verlichting is slechts een herkenning, en allerminst een verandering. 5Het licht is niet van deze wereld, maar ook jij die het licht in je draagt bent hier een vreemde. 6Het licht kwam met jou mee vanuit je geboortehuis en is bij je gebleven, omdat het jou eigen is. 7Het is het enige wat jij met je meebrengt van Hem die jouw Oorsprong is. 8Het straalt in jou, omdat het je huis verlicht, en leidt je terug naar waar het vandaan gekomen is en waar jij thuis bent.

2. 1Dit licht kan niet verloren gaan. 2Waarom wachten om het in de toekomst te vinden, of geloven dat het al verloren is, of er nooit is geweest? 3Het kan zo gemakkelijk worden gezien, dat argumenten die bewijzen dat het er niet is lachwekkend worden. 4Wie kan de aanwezigheid ontkennen van wat hij in zichzelf aanschouwt? 5Het is niet moeilijk om naar binnen te kijken, want daar begint alle visie. 6Er is geen waarneming, zij het van dromen of van een waarachtiger Bron, die niet slechts de schaduw is van wat door innerlijke visie wordt gezien. 7Daar begint waarneming en daar eindigt ze. 8Dit is haar enige bron.

3. 1De vrede van God straalt nu in jou, en breidt zich vanuit jouw hart over heel de wereld uit. 2Ze houdt stil om al wat leeft te liefkozen en laat er een zegen achter die voor eeuwig en altijd blijft. 3Wat zij geeft moet eeuwig zijn. 4Ze neemt alle gedachten weg aan wat kortstondig en nietswaardig is. 5Ze schenkt vernieuwing aan alle vermoeide harten en verlicht alle visie waar ze langsgaat. 6Al haar geschenken worden aan iedereen gegeven en iedereen is eensgezind in zijn dank aan jou, jij die geeft en die ontvangen hebt.

4. 1Deze stralende gloed in je denkgeest herinnert de wereld aan wat ze vergeten is, en de wereld schenkt aan jou evenzeer de herinnering terug. 2Van jou straalt verlossing uit met onmetelijke giften, gegeven en teruggegeven. 3Aan jou, de gever van het geschenk, zegt God Zelf dank. 4En door Zijn zegen schijnt het licht in jou helderder, en vermeerdert zo de geschenken die jij de wereld te bieden hebt.

5. 1De vrede van God kan nooit worden ingedamd. 2Wie haar in zichzelf herkent, moet haar wel geven. 3En het middel om haar te geven ligt in zijn inzicht. 4Hij vergeeft omdat hij de waarheid in zichzelf heeft herkend. 5De vrede van God straalt nu in jou, en in al wat leeft. 6In stilte wordt ze universeel erkend. 7Want wat jouw innerlijke visie beziet is jouw waarneming van het universum.

6. 1Zit rustig en sluit je ogen. 2Het licht binnenin jou is toereikend. 3Dit alleen heeft het vermogen jou de gave van het zicht te schenken. 4Sluit de buitenwereld buiten en laat je gedachten zich naar de vrede vanbinnen spoeden. 5Ze kennen de weg. 6Want oprechte gedachten, onbezoedeld door de droom van wereldse dingen buiten jou, worden de heilige boodschappers van God Zelf.

7. 1Deze gedachten denk je met Hem. 2Ze herkennen hun thuis. 3En ze wijzen met zekerheid naar hun Bron, waar God de Vader en de Zoon één zijn. 4Gods vrede straalt ze toe, maar ze blijven ook noodzakelijkerwijs bij jou, want ze werden in jouw denkgeest geboren, zoals de jouwe in die van God geboren werd. 5Ze leiden jou terug naar de vrede, vanwaar zij gekomen zijn, alleen om jou eraan te herinneren hoe jij terug moet keren.

8. 1Ze slaan acht op de Stem van je Vader, wanneer jij weigert te luisteren. 2En ze moedigen jou zachtmoedig aan Zijn Woord over wat jij bent te aanvaarden, in plaats van schaduwen en fantasieën. 3Ze herinneren je eraan dat jij de medeschepper bent van al wat leeft. 4Want zoals de vrede van God in jou straalt, zo moet ze ook daarop haar stralen werpen.

9. 1We oefenen vandaag om tot het licht in ons te naderen. 2We nemen onze dwalende gedachten en brengen ze met zachtheid terug naar waar ze gaan overeenstemmen met alle gedachten die we delen met God. 3We zullen ze niet laten afdwalen. 4We laten ze door het licht in onze denkgeest naar huis toe leiden. 5We hebben ze verraden door ze te gebieden van ons weg te gaan. 6Maar nu roepen we ze terug en wassen ze schoon van vreemde verlangens en warrige wensen. 7We geven ze de heiligheid van hun erfgoed terug.

10. 1Zo wordt onze denkgeest tegelijk met ze hersteld, en we erkennen dat de vrede van God nog altijd in ons straalt en van ons uitstraalt naar al wat leeft en ons leven deelt. 2We zullen alles en iedereen vergeven en heel de wereld vrijspreken van wat we dachten dat ze ons had aangedaan. 3Want wij zijn het die de wereld maken zoals we die willen hebben. 4Nu kiezen we ervoor dat ze onschuldig is, vrij van zonde en open voor verlossing. 5En we leggen er onze verlossende zegen op, terwijl we zeggen:

6De vrede van God straalt nu in mij.
7Laat in die vrede al wat leeft zijn stralen op mij werpen,
en laat mij alles zegenen met het licht in mij.