Een Cursus
In Wonderen

Geautoriseerde Online Editie
Werkboek

LES 155

Ik doe een stap terug en laat Hem de weg wijzen.

1. 1Er is een manier om in de wereld te leven die niet van deze wereld is, ook al lijkt ze dat wel te zijn. 2Je verandert niet van uiterlijk, hoewel je vaker glimlacht. 3Je voorhoofd is sereen, je ogen staan rustig. 4En degenen die door de wereld gaan zoals jij herkennen hun gelijken. 5Maar ook degenen die de weg nog niet hebben gezien herkennen jou, en geloven dat jij bent zoals zij, zoals je vroeger was.

2. 1De wereld is een illusie. 2Zij die verkiezen er te komen, zoeken een plaats waar ze illusies kunnen zijn en hun eigen werkelijkheid vermijden. 3Maar wanneer ze merken dat hun eigen werkelijkheid zelfs hier is, doen ze een stap terug en laten haar de weg wijzen. 4Welke andere keuze kunnen zij werkelijk maken? 5Illusies vóór de waarheid uit laten gaan is waanzin. 6Maar illusie achter de waarheid laten verzinken en de waarheid naar voren laten treden als wat ze is, is niet meer dan gezond verstand.

3. 1Deze eenvoudige keuze is het die we vandaag maken. 2De dwaze illusie zal een poosje zichtbaar blijven in de ogen van hen die verkozen hebben te komen en nog niet met vreugde hebben bemerkt dat hun keuze een vergissing was. 3Zij kunnen niet rechtstreeks van de waarheid leren, omdat ze hebben ontkend dat ze dat is. 4En dus hebben ze een Leraar nodig die hun dwaasheid ziet, maar die nog steeds achter illusies de simpele waarheid in hen kan zien.

4. 1Als de waarheid van hen zou eisen dat zij de wereld opgaven, zou dit hun toeschijnen alsof ze het offer vroeg van iets wat werkelijk is. 2Velen hebben verkozen de wereld te verzaken terwijl ze nog steeds geloofden in de werkelijkheid ervan. 3En ze hebben geleden onder een gevoel van verlies en zijn bijgevolg niet bevrijd. 4Anderen hebben niets dan de wereld gekozen, en zij hebben geleden onder een nog dieper gevoel van verlies, dat ze niet begrepen.

5. 1Tussen deze paden ligt een andere weg die wegvoert van elk soort verlies, want offers en ontbering worden daar beide snel achtergelaten. 2Dit is de weg die jou nu wordt aangewezen. 3Je bewandelt dit pad zoals anderen dat doen, en je lijkt niet verschillend van hen, hoewel je dat wel degelijk bent. 4Zo kun je hen dienen terwijl jij jezelf dient, en hun schreden naar de weg leiden die God voor jou, en door jou voor hen, geopend heeft.

6. 1Illusie lijkt je nog altijd aan te kleven, opdat jij hen bereiken kunt. 2Toch is ze teruggetreden. 3En het is geen illusie waarvan zij jou horen spreken, noch illusie waarnaar jij hun ogen kijken laat en die je hun denkgeest laat bevatten. 4Evenmin kan de waarheid, die voor jou uitgaat, door illusies tot hen spreken, want de weg leidt voorbij illusies nu, terwijl je hen onderweg oproept jou te volgen.

7. 1Alle wegen zullen uiteindelijk naar deze ene leiden. 2Want offers en ontbering zijn doodlopende paden, keuzen voor een nederlaag, en doelen die onmogelijk blijven. 3Dit alles treedt terug wanneer de waarheid in jou naar voren treedt, om je broeders weg te leiden van de wegen des doods, en hen op de weg naar geluk te zetten. 4Hun lijden is niets anders dan illusie. 5Toch hebben ze een gids nodig om hen hiervandaan te leiden, want ze zien illusie voor de waarheid aan.

8. 1Dat is de roep der verlossing, en niets meer. 2Ze vraagt dat jij de waarheid aanvaardt en voor jou uit laat gaan, om het pad van de verlossing van illusie te verlichten. 3Het is geen verlossing tegen een losprijs. 4Er zijn geen kosten, er is alleen winst. 5Illusie kan alleen in schijn de heilige Zoon van God in ketenen vasthouden. 6Hij wordt slechts van illusies verlost. 7Als zij terugtreden, vindt hij zichzelf terug.

9. 1Ga nu in veiligheid, maar ga voorzichtig, want dit pad is nieuw voor jou. 2En je ontdekt misschien dat je nog steeds in de verleiding bent om voor de waarheid uit te lopen en illusies je gids te laten zijn. 3Jouw heilige broeders werden je gegeven om in jouw voetspoor te treden wanneer jij doelgericht de waarheid tegemoet gaat. 4Die gaat nu voor jou uit, opdat zij iets mogen zien waarmee ze zich identificeren kunnen, iets wat ze begrijpen dat hun de weg wijst.

10. 1Toch zal er aan het eind van de reis geen kloof zijn, geen afstand tussen jou en de waarheid. 2En alle illusies die op de weg kwamen die jij hebt afgelegd, zullen jou eveneens hebben verlaten, zonder iets achter te laten dat de waarheid gescheiden houdt van Gods compleetheid, heilig als Hijzelf. 3Doe in vertrouwen een stap terug en laat de waarheid jou de weg wijzen. 4Jij weet niet waarheen je gaat. 5Maar Iemand die weet vergezelt jou. 6Laat Hem jou samen met de anderen leiden.

11. 1Wanneer dromen voorbij zijn, de tijd de deur gesloten heeft achter alle dingen die voorbijgaan en wonderen doelloos zijn geworden, zal de heilige Zoon van God geen reizen meer maken. 2Er zal geen wens meer bestaan om liever illusie dan de waarheid te zijn. 3En hierheen gaan we voort, wanneer we vorderen langs de weg die de waarheid ons wijst. 4Dit is onze laatste reis, die wij voor iedereen maken. 5We mogen de weg niet kwijtraken. 6Want zoals de waarheid ons voorgaat, zo gaat ze onze broeders die ons volgen voor.

12. 1We gaan naar God. 2Sta hierbij stil en denk hierover na. 3Kan er een weg zijn die heiliger is, of meer jouw inzet, je liefde en je volle intentie verdient? 4Welke weg zou jou meer kunnen geven dan alles, of minder bieden en toch de heilige Zoon van God tevredenstellen? 5We gaan naar God. 6De waarheid die ons nu voorgaat is één met Hem, en leidt ons naar waar Hij altijd is geweest. 7Welke andere weg dan deze kan een pad zijn dat jij in plaats hiervan zou willen kiezen?

13. 1Jouw voeten zijn veilig op de weg gezet die de wereld leidt naar God. 2Kijk niet naar wegen die jou ergens anders heen schijnen te voeren. 3Dromen zijn geen gids jou als Gods Zoon waardig. 4Vergeet niet dat Hij Zijn Hand in de jouwe heeft gelegd, en jou je broeders heeft toevertrouwd, in Zijn vertrouwen dat jij Zijn vertrouwen in jou waard bent. 5Hij kan zich niet vergissen. 6Zijn vertrouwen heeft jouw pad geëffend en jouw doel gewaarborgd. 7Jij zult noch je broeders, noch je Zelf in de steek laten.

14. 1En nu vraagt Hij alleen dat jij elke dag een poosje aan Hem denkt, opdat Hij tot je spreken kan en je mag vertellen van Zijn Liefde, om je eraan te herinneren hoe groot Zijn vertrouwen, hoe grenzeloos Zijn Liefde is. 2In jouw Naam en de Zijne, die dezelfde zijn, oefenen we vandaag vol vreugde met deze gedachte:

3Ik doe een stap terug en laat Hem de weg wijzen,
want ik wil de weg gaan die voert naar Hem.